Hieronder staan 12 eenvoudige tips opgesomd om te helpen bij het schrijven van een gedicht. Het is minder moeilijk dan je misschien denkt. Nóg meer schrijftips voor poëzie staan bijvoorbeeld hier. Meer lezen over goed schrijven en je meer verdiepen kan hier.
Wil je een straatgedicht schrijven, en meer over straatpoëzie te weten komen, kijk dan eens naar de praktische tips en achtergrond over straatpoëzie in het mini-college op YouTube van Kila van der Starre, hier bovenaan.
Voor een ander project verzamelden we tips voor ouders en docenten hier en zij hebben misschien ook iets aan het mooie poëzie-doe-boek Woorden Temmen. Tenslotte wil je veel meer DOEN met poëzie? Kijk dan hier eens rond voor inspiratie of lesaanbod.
Veel succes!
de 12 schrijftips
Let op dit zijn tips. Je hoeft niet alles precies zó te doen, zoals je hier leest. Het fijne is juist dat je zelf mag bepalen hoe je jouw gedicht schrijft.
* Het gaat in een gedicht vaak over één moment, één gevoel of één onderwerp.
Als een verhaal een film is, is een foto een gedicht. Het hoeft niet over ‘grote zaken’ te gaan, een gedicht over één detail (iets kleins) is vaak al heel sterk.
* Probeer eens een gedicht over een onderwerp te schrijven, zonder het woord zelf te gebruiken
Mijn hart begint te dansen, de zon begint te schijnen, is een zin waar je al meteen gelukkig van wordt. Kun jij ook beschrijven waar jij gelukkig / hoopvol / verliefd / woedend van wordt zonder het woord geluk/ hoop / liefde / woede of boos in je gedicht te zetten? Wat betekent het gevoel of onderwerp voor jou? Beschrijf het eens als gedicht zonder het woord zelf.
*Als je begint met je gedicht, hoef je niet met de eerste regel te beginnen.
Schrijf op wat je het eerste binnenvalt. Schrijf er daarna meer bij, erboven of eronder. Ga door tot je tevreden bent met jouw gedicht.
* Benoem geen emoties (zoals boos, woest, lief, ontroerd, verdrietig, geschokt) maar roep emoties op door de
manier waarop je er een beeld van maakt
Voorbeeld: ik werd langzaam boos = mijn handen knepen zich tot vuisten
* Je mag korte regels gebruiken, dat werkt vaak goed in een gedicht.
Lange zinnen kunnen worden afgebroken, dan ga je gewoon verder op de volgende regel.
* Zet bij elkaar behorende regels bij elkaar (dat heet een strofe).
Ertussen laat je witregels vrij, zoals telkens tussen deze regels:
* Soms is het gebruik van weinig woorden mooi, dus schrap woorden die eigenlijk overbodig zijn.
Hou het mysterieus: Hij keek al jaren vanuit het duister. Daar hoef je niet uit te leggen wie ‘hij’ is.
* Rijmen hoeft niet.
Er is echt weinig rijm in gedichten te ontdekken. Sommige mensen gaan rijmen om het rijmen en daar wordt een gedicht flauw van, niet mooi. Rijmen kan namelijk ook anders, bijv. op toon:
Beginrijm Als woorden met dezelfde beginletters (medeklinkers) of lettergrepen beginnen heet het beginrijm (of: alliteratie) zoals Donald Duck, weer en wind, Linke Loetje
Klankrijm (of: assonantie) dat is een rijm waarbij alleen de klinkers van beklemtoonde
lettergrepen op elkaar rijmen. Het komt aan het eind van de zin voor maar ook in het midden. Voorbeeld:
‘Er waren twee mensen aan het praten,
Tot ze plots allebei zagen,
Dat er twee apen waren.’
* Gebruik beeldspraak
Je kan iets omschrijven door het met iets anders te vergelijken (dat heet beeldspraak):
ik voel me hier prettig = ik voel me als een vis in het water
het is hier heel stil = het is stil als de zee
ik ben woest = ik raas als de zee
* Je kan woorden of regels herhalen
Dat betovert de lezer een beetje.
* Probeer iets verrassends in je gedicht te doen.
Je kan nieuwe woorden bedenken: bionade = limonade en
biologisch (dat heet een ‘neologisme’) of bestaande woorden anders gebruiken. Bijvoorbeeld woorden die eigenlijk niks met elkaar te maken hebben. Een verrassende wending aan het einde werkt ook altijd goed.
* Lees het gedicht hardop voor, zodat je hoort hoe het klinkt.
Veel succes!